Normaal- en Kweekschool voor meisjes
Begin van de Congregatie en van de Normaalschool
In het Herdenkingsboekje 'De Voorzienigheid' (1984) schrijft oud-docent Lex Lammen:
'De Amsterdamse pastoor Hesseveld
stichtte in de zomer van 1852 op de Lauriergracht een tehuis voor
verwaarloosde meisjes. Hij slaagde er in als huishoudster Maria
('Mietje') Stroot uit Tubbergen aan te trekken. Dit werd het begin van
een kloostergemeenschap. Een paar gelijkgestemde vrouwen kwamen helpen.
Sommigen bleven de rest van hun leven.'
1857 - Juffrouw Mietje werd als Moeder Theresia overste van de nieuwe
Congregatie van de Arme Zusters van het Goddelijk Kind, later beter bekend als de
Zusters van De Voorzienigheid.
Hun klooster stond in de Elandsstraat. De Congregatie hield zich bezig
met verzorging van achtergestelde, verwaarloosde kinderen en begon al
spoedig een tweetal lagere scholen. de Maria- en de Jozefschool (1863).
Zij had de wind mee: het katholieke onderwijs maakte in de tweede helft
van de 19e eeuw een sterke groei door. De Zusters kregen daardoor
behoefte aan een eigen opleidingsschool voor onderwijzeressen.
1897 - De Zusters begonnen in 1897 de Normaalschool 'De
Voorzienigheid'. Zeven 'Normalisten' begonnen hun opleiding, twee in- en
vijf externen.
Lex Lammen: 'Vanaf 1 april begon de
Normaalschool officieel. (...) Niet alle lessen konden door de Zusters
gegeven worden, enkele heren moesten die taken op zich nemen. De
aarzelingen van Moeder Overste (Zuster Canisia) om met een Normaalschool
te beginnen worden hier des te begrijpelijker door."
Van Normaalschool naar Kweekschool
Geleidelijk aan nam het aantal leerlingen toe. Al snel werd het
bestaande schoolgebouw in de Elandsstraat afgebroken, tezamen met de
kleine huisjes die er achter lagen. Er was enige stagnatie door
geldgebrek, maar in 1910 kon Rector Speet de nieuwe behuizing voor de
Normaalschool openen. Deze bestond uit twee studiezalen en drie
leslokalen voor 45 'kwekelingen'. In dit jaar slaagden er vijf voor
onderwijzeres. De school ontving een rijksbijdrage van fl 2400,-. De
Normaalschool leidde in vier jaar tijd op voor het Staatsexamen.
1919 - De Zusters wilden de
normaalschool omzetten in een
kweekschool,
maar het Bisdom Haarlem verzette zich ertegen vanwege het mogelijk
nadeel voor andere in Amsterdam gevestigde opleidingen. Aan diverse
Amsterdamse scholen werden toen ook normaalcursussen gegeven, zoals aan
de St. Barbaraschool (Eikenplein) en aan de St. Antonia-kweekschool
(Korte Prinsengracht).
1920 - De Lager Onderwijswet werd ingevoerd. Verschillende
'normaalscholen' werden opgeheven en het aantal leerlingen aan 'De
Voorzienigheid' steeg. Langere tijd waren het gemiddeld 40 tot 50
leerlingen, nu ging dit aantal stijgen. In 1924 waren er 100
leerlingen en bestond het onderwijzend personeel uit 9 religieuzen en 4
leken. En 'De Voorzienigheid' wérd kweekschool!
Lex Lammen: 'Op 7 april 1925 kwam uit Den
Haag de toestemming om zelf examens af te gaan nemen, onder het toeziend
oog van rijksgecommitterden. Daarmee werd 'De Voorzienigheid' tot
Kweekschool - zij het niet door het rijk gesubsidieerd. (...) De eerste
dat de school zelf examineerde, was het resultaat bemoedigend. Alle 11
kandidaten slaagden.'
Panden van 'De Voorzienigheid' aan de Lauriergracht, 1927. De tweede
deur van rechts is de ingang tot de Kweekschool. Het Internaat werd
gebouw op de plaats van het eerste huis links.
Groei
1927 - Aan 'De Voorzienigheid" telde de A-afdeling ('de lagere akte')
86 kwekelingen, de B-afdeling ('de hoofdakte') 26 cursisten. Het
kostgeld (inclusief leergeld) bedroeg fl 300,- per jaar. Het
onderwijzend personeel bestond uit 2 priesters, 9 Zusters en 4
mannelijke leken. Met de Sint Antonia-kweekschool was afgesproken dat
'De Voorzienigheid' alleen internen zou toelaten, de Antonia uitsluitend
externen.
1936 - De Sint
Antonia-kweekschool werd door het stoppen van subsidie opgeheven. 'De
Voorzienigheid' was nu de enige RK Kweekschool in Amsterdam. Zo kwamen
er nu veel leerlingen bij - maar wél alleen meisjes!
Sfeer
Uit het vergaderverslag van 27 november 1925:
"Besloten werd nog, dat alle leeraren en
leeraressen de leerlingen attent zouden maken op de taalfouten in haar
werk; geslachtsfouten alleen verbeteren".
Uit het vergaderverslag van 21 maart 1932:
"Over gedrag en mentaliteit van déze klas waren veel klachten vooral over (...vier namen worden genoemd...).
Ook onderling zijn deze klassers lang niet altijd in vrede. Dit alles
heeft natuurlijk veel invloed op hun studie gehad. Gebed en geduld zijn
hier wel zeer nodig."