zondag 12 mei 2024

5





Veranderingen op komst

'De Voorzienigheid' groeit in de eerste jaren van dit decennium, en dat geldt voor zowel de kweekschool als de overige activiteiten van de Congregatie. Tegelijk kondigen zich vele veranderingen aan. Grote rellen als bijvoorbeeld in Beverwijk en aan de HPA Amsterdam zijn 'De Voorzienigheid' voorbij gegaan. Maar individualisering en secularisering trokken ook hier hun sporen. De leerlingen veranderden. Het onderwijs veranderde. De nonnen verruilden hun habijt voor burgerkleding of namen afscheid van de Congregatie en vaak ook van de school.
Examengroep 1964
Examengroep 1964 met in het midden Zr Paule (Corrie Spook). Zij nam begin jaren zeventig afscheid van de Congregatie en van de school.
Zr Igna Tekenles
Zr Igna Heitbrink geeft tekenles.

Klik op de tabbladen voor meer informatie.

Docenten

Voorstellen: enkele docenten

1968 - Herstructurering

Met de invoering van de Mammoetwet werd de eerste leerkring omgebouwd tot Havo-top en aan de kweekschool vastgekoppeld.
Lex Lammen: 'Die kweekschool heette voortaan 'Pedagogische Academie' en werd bezocht door 'studenten' van beiderlei kunne. De vooruitgang was niet meer te stuiten. Sommige leraren gingen hun lessen zelfs 'colleges' noemen, maar verder bleven zij heel gewoon.' De school was weer -en nu definitief- gemengd geworden.
Door ruimtegebrek aan de Lauriergracht werd de Havo-top elders ondergebracht, eerst naar de Louis Naarstigstraat (Slotermeer), later vanaf 1972 in de Falckstraat.

4





Meisjes en jongens, nonnen-in-de-wereld

Groei

Rond 1950 groeide 'De Voorzienigheid' sterk. De school kreeg er vier lokalen bij om de acht klassen onder te kunnen brengen. Er waren plannen omop het bestaande schoolgebouw een verdieping te bouwen. Zo staat er in het Verslag van de Vergadering op 7 december 1950:
'Wegens de verbouwing van de kweekschool kwamen de Docenten bijeen in de grote zaal aan de Lauriergracht. In deze ietwat voorname ruimte werd de prestatie geleverd om in 2 uur tijd de rapporten van 8 klassen te bespreken.'
Maar het werd nog drukker:
Lex Lammen: 'Temidden van al deze drukte werd namens de bisschop op 10 augustus 1950 aan directrice Zr Xaveria de vraag gesteld of zij ook jongens als leerlingen kon hebben. Die zouden dan meteen op 1 september moeten beginnen.'
In die tijd zei men geen 'nee' tegen kerkelijke autoriteiten!
Lex: 'Op 13 augustus al werd het besluit op de kansels voorgelezen en die zelfde dag nog - het was een zondag - meldde zich de eerste adspirant-onderwijzer: Herman Homminga uit Kerkrade, die toevallig met vakantie in Amsterdam was.'
En 'De Voorzienigheid' begón het schooljaar met jongens - 26 in getal!
In het Verslagcahier van de vergadering van september 1950 staat in fraai lopend handschrift te lezen:
"Het ontstaan en het begin van de Jongensafdeling der R.K. Kweekschool 'De Voorzienigheid'."
"Door verschillende instanties zijn reeds meermalen pogingen in het werk gesteld om in Amsterdam een gelegenheid te scheppen voor de R.K. Onderwijzersopleiding.
Sinds de opheffing der Normaalschool van de Sint-Vincentiusvereniging was er voor jongens in Amsterdam geen mogelijkheid om een R.K. opleiding tot onderwijzer te ontvangen. De dichtst bijzijnde gelegenheden bieden de R.K. Kweekscholen in Beverwijk en Hilversum, waar alleen interne leerlingen aangenomen worden.
Bij de grote toename van het aantal kwekelingen in 1950 werden vele jongens ook uit Amsterdam, wegens plaatsgebrak op de bestaande kweekscholen, afgewezen."
De St Vincentiusvereniging had een RK Kweekschool voor jongens van 1863 tot 1926.
Bisschop HuibersLex: 'Van Bisschop Huibers (links) kwam de speciale toestemming om, zo lang het niet mogelijk was alle lessen door mannelijk personeel te doen geven, enkele lessen door zusters te laten verzorgen. (...)
Op de lerarenvergadering van de nieuwe afdeling was men wel tevreden over de sfeer in de Nieuwe Leliestraat (waar de jongens ondergebracht waren), maar minder over de vorderingen. De jongens "studeren te weinig, roken te veel" - zo werd genotuleerd.'
'Toen de tweede klas jongens-Kweekschool inmiddels ook al weer uitpuilde, stond bisschop Huibers toe dat enkele jongens in meisjesklassen mochten zitten, maar deze gelukkigen moesten hun middag-boterham op de pastorie nuttigen.'
'De Voorzienigheid' was nu tamelijk groot geworden: 184 meisjes en 67 jongens. Daar kwamen nog 270 MULO-leerlingen bij, en 320 lagere schoolkinderen (St Jozef voor jongens, en St Maria voor meisjes) én 285 leerlingen van voorbereidend onderwijs én 120 kleuters! De Zusters hadden een internaat en droegen ook nog -enige- zorg voor minder bedeelde gezinnen in de buurt en voogdijkinderen.
De Jongens-afdeling kon in september 1955 ondergebracht worden in het St Piusgesticht in de Kerkstraat. De zorg voor het onderwijs kwam geleidelijk steeds meer in handen van de Broeders van Maastricht, waarvan er tien in het Pius kwamen te wonen. Hiermee kwam aan een voor die tijd bijzondere vorm van RK co-educatie een einde.
Lex: 'Na het vertrek van de jongens was de schoolbevolking weer teruggebracht tot meisjes, rond de 150, die les kregen van 10 dames en 13 heren (van wie er 8 resp 2 het geestelijk habijt droegen.'

Over de identiteit

Het onderwijs was voornamelijk klassikaal en frontaal. Soms waren de lessen saai, en de ene docent was natuurlijk niet de andere. Maar vaak waren er nauwe contacten tussen docenten en de verschillende groepen waarbij lessen in een zeer goede sfeer verliepen. En naast de theoretische lessen waren er de 'expressievakken' met de grote nadruk op zelfwerkzaamheid. In totaal ging het om de 'Bildung', de vorming van de katholieke onderwijskracht.
Er was sprake van een duidelijke rooms-katholieke identiteit. In de kapel werden zeer regelmatig diensten gehouden. Maar er was geen strakke regeling zoals dat elders in Nederland wel voorkwam.
'De Voorzienigheid' was in deze jaren autoritair, maar liefdevol. Wanneer iemand zorgen had, konden de nonnen veel, zo niet alles, regelen. Ze vertoonden dan veel medemenselijkheid. Dit zou echter veranderen in de roerige jaren '60.
Druk op de tabbladen voor meer informatie.


2





Normaal- en Kweekschool voor meisjes

Begin van de Congregatie en van de Normaalschool

In het Herdenkingsboekje 'De Voorzienigheid' (1984) schrijft oud-docent Lex Lammen:
'De Amsterdamse pastoor Hesseveld stichtte in de zomer van 1852 op de Lauriergracht een tehuis voor verwaarloosde meisjes. Hij slaagde er in als huishoudster Maria ('Mietje') Stroot uit Tubbergen aan te trekken. Dit werd het begin van een kloostergemeenschap. Een paar gelijkgestemde vrouwen kwamen helpen. Sommigen bleven de rest van hun leven.'
1857 - Juffrouw Mietje werd als Moeder Theresia overste van de nieuwe Congregatie van de Arme Zusters van het Goddelijk Kind, later beter bekend als de Zusters van De Voorzienigheid. Hun klooster stond in de Elandsstraat. De Congregatie hield zich bezig met verzorging van achtergestelde, verwaarloosde kinderen en begon al spoedig een tweetal lagere scholen. de Maria- en de Jozefschool (1863). Zij had de wind mee: het katholieke onderwijs maakte in de tweede helft van de 19e eeuw een sterke groei door. De Zusters kregen daardoor behoefte aan een eigen opleidingsschool voor onderwijzeressen.
1897 - De Zusters begonnen in 1897 de Normaalschool 'De Voorzienigheid'. Zeven 'Normalisten' begonnen hun opleiding, twee in- en vijf externen.
Lex Lammen: 'Vanaf 1 april begon de Normaalschool officieel. (...) Niet alle lessen konden door de Zusters gegeven worden, enkele heren moesten die taken op zich nemen. De aarzelingen van Moeder Overste (Zuster Canisia) om met een Normaalschool te beginnen worden hier des te begrijpelijker door."

Van Normaalschool naar Kweekschool

Geleidelijk aan nam het aantal leerlingen toe. Al snel werd het bestaande schoolgebouw in de Elandsstraat afgebroken, tezamen met de kleine huisjes die er achter lagen. Er was enige stagnatie door geldgebrek, maar in 1910 kon Rector Speet de nieuwe behuizing voor de Normaalschool openen. Deze bestond uit twee studiezalen en drie leslokalen voor 45 'kwekelingen'. In dit jaar slaagden er vijf voor onderwijzeres. De school ontving een rijksbijdrage van fl 2400,-. De Normaalschool leidde in vier jaar tijd op voor het Staatsexamen.
1919 - De Zusters wilden de normaalschool omzetten in een kweekschool, maar het Bisdom Haarlem verzette zich ertegen vanwege het mogelijk nadeel voor andere in Amsterdam gevestigde opleidingen. Aan diverse Amsterdamse scholen werden toen ook normaalcursussen gegeven, zoals aan de St. Barbaraschool (Eikenplein) en aan de St. Antonia-kweekschool (Korte Prinsengracht).

1920 - De Lager Onderwijswet werd ingevoerd. Verschillende 'normaalscholen' werden opgeheven en het aantal leerlingen aan 'De Voorzienigheid' steeg. Langere tijd waren het gemiddeld 40 tot 50 leerlingen, nu ging dit aantal stijgen. In 1924 waren er 100 leerlingen en bestond het onderwijzend personeel uit 9 religieuzen en 4 leken. En 'De Voorzienigheid' wérd kweekschool!
Lex Lammen: 'Op 7 april 1925 kwam uit Den Haag de toestemming om zelf examens af te gaan nemen, onder het toeziend oog van rijksgecommitterden. Daarmee werd 'De Voorzienigheid' tot Kweekschool - zij het niet door het rijk gesubsidieerd. (...) De eerste dat de school zelf examineerde, was het resultaat bemoedigend. Alle 11 kandidaten slaagden.'

Voorzienigheid1927
Panden van 'De Voorzienigheid' aan de Lauriergracht, 1927. De tweede deur van rechts is de ingang tot de Kweekschool. Het Internaat werd gebouw op de plaats van het eerste huis links.

Groei

1927 - Aan 'De Voorzienigheid" telde de A-afdeling ('de lagere akte') 86 kwekelingen, de B-afdeling ('de hoofdakte') 26 cursisten. Het kostgeld (inclusief leergeld) bedroeg fl 300,- per jaar. Het onderwijzend personeel bestond uit 2 priesters, 9 Zusters en 4 mannelijke leken. Met de Sint Antonia-kweekschool was afgesproken dat 'De Voorzienigheid' alleen internen zou toelaten, de Antonia uitsluitend externen.
1936 - De Sint Antonia-kweekschool werd door het stoppen van subsidie opgeheven. 'De Voorzienigheid' was nu de enige RK Kweekschool in Amsterdam. Zo kwamen er nu veel leerlingen bij - maar wél alleen meisjes!

Sfeer

Uit het vergaderverslag van 27 november 1925:
"Besloten werd nog, dat alle leeraren en leeraressen de leerlingen attent zouden maken op de taalfouten in haar werk; geslachtsfouten alleen verbeteren".
Uit het vergaderverslag van 21 maart 1932:
"Over gedrag en mentaliteit van déze klas waren veel klachten vooral over (...vier namen worden genoemd...). Ook onderling zijn deze klassers lang niet altijd in vrede. Dit alles heeft natuurlijk veel invloed op hun studie gehad. Gebed en geduld zijn hier wel zeer nodig."